Gemmotherapie
Geschiedenis
Pol Henry
Le Dokter Pol Henry (1918-1988) stelde de hypothese dat de knop alle energie moet bevatten die nodig is voor de ontwikkeling van bomen. Vanuit een strikt wetenschappelijke benadering en zijn observaties ontwikkelt hij een nieuwe therapeutische benadering op basis van de studie naar effecten van extracten uit knoppen. Hij noemt deze nieuwe benadering fytembryotherapie.
Hij stelt dat de embryonale weefsels van planten krachtige en subtiele biochemische en energetische eigenschappen bezitten. Elke knop draagt alle genetische informatie van de plant in zich, op bijna volledige wijze. Dit onderscheid de knop van traditionele fytotherapeutische producten die slechts een deel van de plant gebruiken (de bladeren, de stengels of de bloemen bijvoorbeeld), die slechts een gedeelte van deze informatie in zich dragen.
De knop katalyseert dus alle eigenschappen van de plant zoals de spoorelementen, de vitamines, enzymen, hormonen, maar ook mineraal plantensap. Zo omvat het jonge plantweefsel geconcentreerde eigenschappen, die dus krachtiger zijn dan de volwassen plant.
In de praktijk
Gemmotherapie gebruikt uitsluitend verse embryonale weefsels van planten, bomen en struiken, oftewel de knoppen, de jonge scheuten en de haarwortels.
Deze kiemen, geweekt in een mengsel van water, alcohol en glycerine, dienen voor het maken van oplossingen waarin de actieve stoffen van de plant geconcentreerd zijn.
Het kiemweefsel biedt niet alleen een hoger gehalte actieve stoffen, maar ook een veel breder werkingsspectrum dan elk van de plantdelen apart. Om al deze redenen wordt gemmotherapie soms “globale fytotherapie” genoemd.
Avicenne (Ibn Sîna), een middeleeuwse Perzische filosoof, arts en wetenschapper zei: “Het geheel is meer dan de som der delen”. Hetzelfde geldt voor de knop die het geheel van de plant bevat en actiever is dan de som van de bestanddelen in de verschillende onderdelen van de plant.